‘Het voelde eerst heel gek om mijn agenda uit handen te geven,’ vertelde een arts in een ziekenhuis. Naast arts, is hij ook hoogleraar aan een universiteit en voorzitter van een Europees medisch gezelschap in zijn specialisme.
Schaamte
De arts raakte verstrikt in zijn eigen werk, neventaken en de randzaken. In onze gesprekken droop de wanhoop ervan af. Ik vroeg hem of hij situatie ook bespreekbaar had gemaakt binnen zijn organisatie. Het antwoord was nee. ‘Waarom niet?’ vroeg ik hem. ‘Schaamte, zei hij.
Omdat hij vindt dat hij alles moet kunnen. Van patiënten behandelen, ingewikkelde theorieën uitleggen aan zijn studenten tot agendabeheer. En nu wist hij het niet meer. Wat hij wel wist, was dat hij goed is in zijn specialisme. Als hij erover vertelde, spatte het plezier ervan af. Zodra de agenda ter sprake kwam, kromp hij ineen. Ik vertelde hem wat ik zag, wat er bij hem gebeurde.
Fris
‘Wat is het ergste dat je kan gebeuren als je het gesprek aangaat?’ vroeg ik hem. ‘Ik ben bang dat ze me een sukkel vinden. Ik heb toch gestudeerd en ben toch slim, dan moet ik dat toch allemaal kunnen?’ zei hij. ‘Zouden ze liever een goede arts hebben die hulp vraagt of een arts die ongelukkig is en overwerkt raakt?’ was mijn volgende vraag. Een zuinig glimlachje om zijn mond. ‘Ja, rationeel weet ik wel dat ik het gesprek aan moet gaan, maar het voelt niet zo goed.’
Drie maanden later zie ik een frisse arts voor mijn neus. In de tussentijd is hij met tegenzin het gesprek aangegaan. Het bleek dat bij een ander specialisme artsen ook overliepen en ondersteuning hadden aangevraagd. ‘Opgelucht, dat ben ik. Ik was zo blij dat er meerdere collega’s waren met hetzelfde probleem. Mijn vraag was helemaal niet nieuw in het ziekenhuis. Nu heb ik ondersteuning en is er een last van mijn schouders gevallen. Ik ben weer baas in mijn functie.’